zondag 10 maart 2013

Lachen als een boerin met kiespijn.



De bobbel in haar mond voelde groot en iedere keer dat Sigrid er met haar tong overheen gleed, leek hij te groeien. Het liefst pakte ze een vlijm scherp mesje of puntige naald om in de blaarachtige substantie te poeren teneinde een stroom pus te bevrijden.

‘Morgen bel ik de tandarts’, zei ze iedere dag. Maar ze deed het niet. De bobbel bevond zich aan de binnenkant van het tandvlees, schuin rechts onder het verhemelte, tegen een al langer opspelende kies, waarvan de tandarts had gezegd dat hij niet te redden was. Breeduit lachen en flirten met een gat tussen haar bovenkiezen leek haar, als single pure horror.

Een paar dagen later kreeg ze er een bobbel op haar rechter wang bij. Als ze er op drukte deed het pijn. Twee bobbels dus. Tijd voor actie.
Als Sigrid eenmaal had doorgepakt kon het haar niet snel genoeg gaan, bovendien werd de wang steeds dikker en snoot ze met enige regelmaat knalgele snot uit haar rechter neusgat. Ze verloor het van de kies. Dan maar minder breeduit lachen. Ze belde de tandarts en kon al de volgende ochtend terecht.

De tandarts verwees haar onverwijld door naar de kaakchirurg waar ze nog de zelfde dag geholpen werd.
Na het maken van een foto kwam de chirurg de verdoving plaatsen. De naald verdween via haar mond met voelbare moeite in de bobbel op haar bovenkaak. Tranen sprongen in haar ogen.

Bibberend van de onverwachte pijn mocht ze bijkomen in de wachtkamer.
Een charmante donker ogende man begon met stijve mond een praatje over een cyste in zijn onderkaak. Sigrids mond werd langzaam gevoelloos, praten ging moeizaam, maar met haar fonkelende ogen was niks mis. Die deden wat ze moesten doen en maakten in korte tijd overuren. Ook haar handen gingen als vanzelf door haar krullen en ze prees zichzelf gelukkig dat ze zich toch nog enigszins goed had gekleed vanochtend, ondanks de kies- en kaakmalaise. Ze sloeg voortdurend, goed zichtbaar onder haar korte rokje het ene over het andere goed gevormde been. De man staarde gebiologeerd naar die fraai bewegende slanke kuiten. Ze mompelde wat, lachte als een boerin met kiespijn en liep vervolgens trillend met de assistente mee de behandelkamer in.

Met een paar krakende rukken verwijderde de chirurg vakkundig het overlast gevende element. Het gat was een feit. Ze durfde en kon niet voelen met haar tong, want ze moest de kaken op elkaar zetten om het gaasje tegen het bloeden vast te houden. Breeduit lachen en flirten was er niet bij voorlopig. En dat terwijl, tot haar grote blijdschap en verbazing de uitgesproken aantrekkelijke man nog in de wachtkamer zat.
 ‘Ik heb op je gewacht’, klonk zijn diepe stem. ‘Kom…’
Hij pakte haar arm. Ze kon niet anders dan haar gevoelloze wang zachtjes tegen zijn schouder leggen.
‘Sigrid’ lispelde ze.’ ‘Hoessssein’ stelde hij zich slissend voor.
Glimlachend liepen ze naar buiten.
Ze hoopte dat de verdoving nog lang zou werken.